Kevers

Kevers (Coleoptera) zijn een zeer omvangrijke orde van gevleugelde insecten. Kevers verschillen van andere insecten door de voorvleugels die veranderd zijn in harde schilden. Kevers vormen de grootste orde van de insecten en zijn vanwege het wereldwijde voorkomen en de enorme soortenrijkdom een insectengroep die bij het grote publiek bekend is.

Het lichaam is meestal bolvormig en de antennes zijn relatief kort. Kevers zijn daarnaast sterk bepantserd door hun dikke chitinehuid. Het voorste vleugelpaar is omgevormd tot een beschermend pantser aan de bovenzijde van het lichaam. Kevers kunnen hierdoor niet zo snel vliegen als de vertegenwoordigers van veel andere groepen van insecten.

In Europa komen zo’n 20.000 soorten voor. In Nederland en België komen ongeveer 4200 soorten kevers voor, waaronder veel waterkevers zoals de geelgerande watertor en het schrijvertje. Bekende landkevers zijn het lieveheersbeestje, de heldenbok en de meikever.

Kevers – torren – boktorren

Kevers hebben allemaal een verstevigd lichaam dat een pantser van chitine draagt. De dekschilden dienen om de dunne, membraanachtige achtervleugels beschermen. De meeste kevers kunnen deze achtervleugels wel gebruiken om mee te vliegen. De achtervleugels zijn altijd opgevouwen en zijn veel groter dan de voorvleugels.

De meeste soorten bereiken een lichaamslengte van één tot twee centimeter. De kleinste soorten behoren tot de veervleugelkevers (Ptiliidae), deze worden 0,3 tot 4 millimeter lang. De grootste soorten kunnen langer dan 10 centimeter worden, maar dergelijke soorten zijn vaak erg zeldzaam.

Het lichaam is in drie delen verdeeld, namelijk de kop of cephalon, het borststuk of thorax en het achterlijf of abdomen. De meeste kevers zijn rond of ovaal, zoals de lieveheersbeestjes, of iets langwerpig zoals de meeltorren. Lieveheersbeestjes hebben weliswaar een bolle bovenzijde maar een platte buikzijde. Modderkevers (Hygrobiidae) zijn zowel aan de onder- als de bovenzijde zeer bol.

Sommige kevers hebben een sterk langwerpige lichaamsbouw, zoals de kortschildkevers (Staphylinidae) en de kniptorren (Elateridae). Ook de verhouding tussen de lengte van het lichaam en de andere uitsteeksels zoals de poten en vleugels kan sterk variëren. Alle insecten hebben een exoskelet dat bestaat uit een laag chitine. Deze harde stof beschermt het lichaam tegen invloeden van buitenaf. Bij alle kevers is deze huidlaag zeer dik vergeleken met andere insecten, wat het lichaam stijf maakt, maar ook goede bescherming biedt. Kevers zijn hierdoor ook relatief zwaar en zijn meestal geen snelle vliegers of lopers. Alleen de achterlijfssegmenten zijn enigszins beweeglijk, zodat het lichaam lucht kan in- en uitademen om de organen van zuurstof te voorzien. Door de flexibele huid tussen de platen kan het achterlijf van vrouwtjes flink uitdijen als ze eitjes ontwikkelen. Hierdoor kunnen kevers grote aantallen eieren afzetten.

Wat betreft de lichaamskleur zijn er bijna oneindig veel variaties binnen de kevers. Sommige soorten hebben zelfs het vermogen om gedurende het leven de kleur van hun lichaam te veranderen. Dit is het duidelijkst te zien bij de schildpadkevers, zoals die uit het geslacht Charidotella. Deze platte kevers leven in Latijns-Amerika, waar een volledige kleurverandering zich soms voltrekt in een tijdsbestek van minder dan twintig minuten. Een groot aantal soorten heeft een opvallende, metaalachtige glans, die soms sterk iriserend is, voorbeelden zijn veel loopkevers. Sommige soorten uit de onderfamilie Rutelinae hebben een spiegelend lichaamsoppervlak. Vaak is aan de combinatie van de lichaamsvorm en de kleuren te herleiden tot welke groep een kever behoort. Vuurkevers hebben bijvoorbeeld een plat en vrij breed lichaam dat bij de meeste soorten oranje tot rood van kleur is. Penseelkevers hebben een hommelachtige beharing met gele, zwart gevlekte dekschilden.

Veel kevers hebben een kleur die het lichaam doet wegvallen tegen de ondergrond, zoals de kniptorren die vaak een bruine kleur hebben met een grillige tekening. Andere kevers vallen goed op, zoals bladkevers die op giftige planten leven. Dergelijke soorten zijn zelf ook giftig of onsmakelijk en hebben opvallende kleuren om aan vijanden te laten zien dat ze oneetbaar zijn. Daarnaast komt mimicry voor bij kevers, dit wil zeggen dat ze soms felle kleuren hebben om af te schrikken maar zelf niet giftig zijn. Ook komen soorten voor die andere, gevaarlijke dieren imiteren. Van sommige boktorren is bekend dat ze sprekend op wespen lijken, zowel in uiterlijk als het gedrag.

KEVERS